Drachtplanten

Overzicht Drachtplanten

Hier wordt een summier overzicht gegeven van planten (ook onkruiden) die in een ‘gewone’ tuin kunnen bijdragen aan de verbetering van de bijenweide, maar waar ook hommels en vlinders veel plezier aan kunnen beleven. Wij verkopen verschillende mengsels en zaden om uw tuin aantrekkelijker te maken voor insecten.

Een en tweejarige planten

  • Aconilum -monnikskap, vooral hommels
  • (paars/blauw)
  • Althea – slokroos (div. kleuren)
  • Alyssum – violier, schildzaad (div. kleuren)
  • Anchusa officinalis – ossetong (blauw)
  • Brassica – alle koolsoorten (geel/wit)
  • Calendula – goudsbloem (oranje)
  • Centaurea spp – korenbloemen (vnl. blauw)
  • Cheiranthus – muurbloem (wit)
  • Cucurbita spp – sierkalebas (oranje-geel)
  • Cynoglossum officinale – hondstong (blauw)
  • Delphinium – ridderspoor, vooral hommels
  • Dianthus spp, o.a. duizendschoon (div. kleuren)
  • Dipsacus sativum – kaardebol (roze)
  • Echium vulgare – slangenkruid (blauw)
  • Fagopyrum – boekweit (roze)
  • Godetia – zomerazalea (div. kleuren)
  • Helianthus annuus – zonnebloem (geel)
  • Heracleum spp – bereklauw (wit)
  • Hesperis matronalis – damastbloem (wit/roze)
  • Impatiens – balsemien (rood/roze)
  • Lathyrus (div. kleuren)
  • Lavatera trimestris – lavatera (roze)
  • Lunaria annua – judaspenning (wit/lila)
  • Malva spp – kaasjeskruid (roze)
  • Nigella – juffertje-in-‘t-groen (lichtblauw)
  • Ornithopus sativus – serradella
  • Phacelia tanacetifolia – phacelia (lila)
  • Reseda odorata – reseda (geel)
  • Tagetes – afrikaantjes (enkelbloemige) (geel/oranje)
  • Valeriana- valeriaan (wit)
  • Verbascum spp – toortsen en kaarsen (div. kleuren)
  • Verbena offichialis – ijzerhard (div. kleuren)

Neem contact op

Drachtplanten

Honing is een bijenproduct gemaakt van nectar. Deze nectar is de beloning voor de bijen wanneer zij zorg dragen voor de bestuiving van bloemen, planten en bomen. Nectar bestaat voornamelijk uit enkel- en meervoudige suikers, de fructose, glucose en sacharose. Door toevoeging van enzymen worden de meervoudige suikers omgezet in enkelvoudige suikers. Deze worden door het menselijk lichaam gemakkelijker verwerkt dan meervoudige suikers, waardoor honing gezonder voor de mens is dan geraffineerde suiker.

Nectar bevat tevens kleine hoeveelheden proteïnes, vitamines en diverse smaakstoffen. Deze hoeveelheden verschillen per plantensoort. Hierdoor smaakt bijenhoning van verschillende plantensoorten anders. Het waterpercentage van de nectar is afhankelijk van de plant en het weer. De bijen “dikken” de nectar in om deze vervolgens op te slaan als hun wintervoorraad. Daarna onttrekken ze er zoveel mogelijk water aan, zodat het suikergehalte stijgt tot maximaal 80%. Dan verzegelen ze de cel waar ze de honing in bewaren met bijenwas, zodat deze rijpt. De imker zal alleen verzegelde honing oogsten, omdat niet-verzegelde honing snel bederft.

Honingdauwhoning ( blad- of boshoning ) is honing gemaakt uit het uitscheidingsproduct van bladluizen. Dat uitscheidingsproduct bevat nog genoeg suikerhoudende vloeistof om voor bijen interessant te zijn als voedselbron.


Stuifmeel is de mannelijke geslachtscel van een zaadproducerende plant. Gemiddeld is deze met het blote oog nauwelijks waar te nemen.

De dracht: Bijen verzamelen hun voedsel tot op een afstand van 5 kilometer van de kast. Dit gebied wordt de bijenweide genoemd. In het gebied van de bijenweide zal de imker moeten zorgen dat de bijen voldoende voedsel = nectar kunnen halen, er zullen dus voldoende bloemen moeten staan om nectar uit te kunnen halen. Planten waaruit bijen nectar halen noemen we drachtplanten.

De imker zal op 2 manieren zorgen dat er voldoende drachtplanten voor zijn bijen zijn:


1. De imker inventariseert of er voldoende drachtplanten staan in de omgeving van het bijenvolk, naar gelang het jaargetijde.

De voornaamste stuifmeel en nectarbronnen zijn :

Steenklaver, kruisbloemfamilie, tuinboon, fluitekruid, klaver, paardebloemen, koolzaad, mosterdzaad, moerasandijvie, vergeet-mij-niet, korenbloem, zonnebloem, afrikaantjes, begonia.

  • Bolgewassen: sneeuwklokje, krokus, tulpen, blauw druifje, hyacint, dahlia (enkelbloemig).
  • Vaste planten en tweejarige planten: heide, grote dotter, judaspenning, muurbloem, korenbloemen, teunisbloemen en aardbeien.
  • Heesters: laurier, skimmia, buxus, ribes, dwergmispel, aalbessen (rode, zwarte, witte), Jostabessen, kruisbessen, bramen, frambozen.
  • Bomen: wilg, prunus, fruitbomen, lindebomen, paardekastanje, esdoorn, acacia.
  • Tuinkruiden: komkommerkruid (borage), dille, rozemarijn, munt, bieslook, citroenmelisse, thijm, salie, marjolein, kaasjeskruid, guldenroede, lavendel.

In ons land staan meestal te weinig drachtplanten in de directe omgeving van de bijenkasten, waardoor de imker niet ontkomt aan het verplaatsen van zijn bijenkasten (het reizen).

2. De imker probeert plaatsen te vinden waar grote nectarbronnen zijn, zoals koolzaad-, phacealia-, mosterdzaad, lamsoor- of heidevelden. Hij zal de eigenaar van zo’n veld dan toestemming vragen om zijn bijenvolken daar te mogen plaatsen.


LAMSOOR ( Limonium vulgare )

Het Lamsoor behoort tot de Strandkruidfamilie. Op o.a. de Boschplaat op Terschelling bloeit het Lamsoor, zoals deze plant in Nederland genoemd wordt. Deze plant is het meest herkenbaar aan zijn gipskruidachtige bloemen. Hij is winterhard en bloeit in de maanden juni – augustus. Aan deze plant ontstaan in juni stengels met hele fijne, lila-achtig blauwe bloemetjes. De bloemstengels zijn goed vertakt en ze zijn daarom als decoratieve snijbloemen uitstekend geschikt in boeketten. Ook kun je de stengels met bloemetjes goed drogen. Ze staan graag in de volle zon.


Lamsoor komt voor op kwelders en in gebieden die onder invloed van het getijde staan en af en toe overstroomd worden met zeewater; de zogenaamde zilte zoom. Zo bestaat de begroeiing van de Boschplaat op Terschelling voor een flink deel uit een zoutminnende vegetatie, die in juni overwegend paars kleurt door het lamsoor. Lamsoor komt in Nederland voor in het deltagebied, op de waddeneilanden, langs de Waddenkust op de kwelders. De plant vermeerdert zich vooral door middel van stekken. Op de onderkant van het blad zitten zoutklieren, die het overtollige zout uit de plant halen. Als de zon op de bladeren schijnt schitteren de zoutkristallen.

LIGUSTER ( Ligustrum)

De liguster is een snelle groeier die in de winter, afhankelijk van de temperatuur, zijn bladeren behoudt. Omdat hij ook goed tegen snoeien kan, wordt de liguster veel gebruikt in heggen ( meestal gebruikt men voor heggen de uit Japan afkomstige Ligustrum ovalifolium ). De liguster bloeit in juni tot augustus, en heeft zwarte besjes die bij vogels populair zijn.


KLAVER ( Trifolium )

Klaver is een plantengeslacht in de vlinderbloemenfamilie.De meer dan 300 soorten groeien hoofdzakelijk in gematigde en subtropische streken van het noordelijk halfrond, maar ook opbergen in de tropen.De wetenschappelijke naam Trifolium verwijst naar de bladeren, die meestal uit drie deelblaadjes zijn samengesteld ( Latijn tres = drie en folium = blad ). Elk steeltje bevat eigenlijk één blad met ( drie ) deelblaadjes ( gesegmenteerd blad ). De kleine bloempjes vormen een hoofdjesachtige tros en zijn meestal rood, wit, paars of geel. De kleine, droge vrucht bevat meestal één of twee zaadjes.

De witte klaver ( Trifolium repens )bloeit met witte bloemen in een hoofdjesachtige tros met een lange steel van mei/juni tot de herfst.

De bijen vliegen alleen op de witte, niet op de rode klaver.


GEWONE OF BOSBRAAM ( Rubus fruticosus )

is een in Nederland algemeen voorkomende meerjarige struikachtige plant.

De bloemen zijn wit of roze en bloeien in juli en augustus. De kelkbladen zijn niet toegespitst. De kroonblaadjes zijn vaak iets elliptisch van vorm.


Bramen groeien op arme grond, maar ook op omgewerkte voedselrijke grond. We treffen ze dan ook aan aan boszomen, langs wegranden en langs muren. Zij hebben wel zon nodig, maar ook langs een noordmuur groeien ze nog en leveren vruchten, al is dit duidelijk minder dan op een zonnige plaats. Ze houden van een stikstofrijke grond. Oorspronkelijk kwamen ze hierdoor vooral voor op open plaatsen in beuken- en berkenbossen. Tegenwoordig zijn ze in heel Europa algemeen langs wegbermen, spoordijken en kanaalbermen.

PAARDENBLOEM ( Taraxacum officinale )

is een soort uit de composietenfamilie ( Asteraceae ). In deze familie zijn bloemen sterk gereduceerd en klein en staan dicht bij elkaar in een bloemhoofdje. Paardenbloemen zijn heel algemeen. In april kunnen ze hele weilanden geel kleuren. Maar dat neemt niet weg dat bepaalde micro-soorten en secties zeldzaam kunnen zijn.


De voortplanting van paardenbloemen vindt voor een groot deel plaats door middel van het feit, dat het vruchtbeginsel kan uitgroeien tot een zaad zonder dat de eicel bevrucht is geweest. De paardenbloem kloont zichzelf op deze manier. Daardoor zijn er grote groepen paardenbloemen die weinig van elkaar verschillen en deze worden micro-soorten genoemd. In Nederland zijn er minimaal 250 micro-soorten gevonden. De paardenbloem kan zich echter ook voortplanten door middel van bevruchting.

KOOLZAAD (Brassica napus )

Koolzaad is een gewas dat met name in de provincie Groningen vroeger veel geteeld werd. In Nederland wordt overwegend winterkoolzaad verbouwd. Winterkoolzaad wordt gezaaid van half augustus tot begin september en geoogst van begin juli tot en met de derde week van juli. Zomerkoolzaad wordt van maart tot 10 april gezaaid en geoogst van half augustus tot eind augustus. Zomerkoolzaad heeft een kort groeiseizoen en brengt daardoor voor boeren minder op. In de maanden april en mei zijn de helgele velden van verre zichtbaar. In die periode vliegen de bijen volop op dit gewas. Koolzaadhoning heeft een milde smaak.

KRUIPWILG ( Salix Repens)

De kruipwilg is een struik, die behoort tot de Wilgenfamilie. De struik wordt 15 tot 100 cm hoog en is zeer variabel van vorm. De 5 tot 45 mm lange bladeren zijn vlak of hebben een iets omgerolde rand. De bladtop is afgerond of stomp. De bladeren kunnen kaal tot dicht zilverig glanzend behaard zijn. De kruipwilg bloeit in april en mei met katjes. Het vruchtbeginsel is kaal tot behaard. De struik komt voor op natte tot droge zandgrond, in duinen, moerassen en schraallanden. Op Terschelling groeit deze struik dan ook volop.

LINDE ( Tilia … )

De linde is een loofboom van het geslacht Tilia. De soorten van dit geslacht komen voor op het noordelijk halfrond in Europa, Noord-Amerika en Azië. Er worden ongeveer 25 soorten binnen dit geslacht onderscheiden. De Hollandse linde ( Tilia europaea ) is een soortskruising tussen de Kleinbladige ( Tilia cordata ) en de Grootbladige ( Tilia platyphyllos ) linde. De diverse soorten kennen daarnaast diverse variëteiten. Zo is de Zwarte linde een variëteit van de Hollandse linde evenals de Koningslinde en de Krimlinde.

De Kleinbladige en de Grootbladige linde komen van nature in de Benelux voor. Hij geldt als een van de grootste loofbomen en heeft zijn biotoop met name in beekdalen. De linde kan zeer oud worden. De linde kan afhankelijk van de variëteit 15 tot 30 m hoog worden. De Zwarte en de Koningslinde worden het hoogst. In juni bloeit de linde rijkelijk en wordt door bijen en hommels bestoven. Door voedselconcurrentie kunnen onder laatbloeiende lindebomen, vooral onder alleenstaande bomen, veel dode hommels liggen. Doordat er meer energie bij het rondvliegen verbruikt wordt dan er in de vorm van nectar verzameld kan worden, verhongeren de hommels.

Overblijvende en vaste planten

  • Agastache foeniculum
  • Arabis caucasica- randjesbloem (wit)
  • Asclepias – zijdeplant
  • Asperula odorata – lievevrouwebedstro (wit)
  • Aster spp – helfstasters, zee-aster (roze/lila)
  • Aubrieta- aubrietia
  • Brunel – bijenkorfje (wit/paars)
  • Brunnera macrophylla – Amerik. vergeet-mij-nietje
  • Calluna spp – struikheide (wit/paars)
  • Caltha – dotterbloem (geel)
  • Campanlua spp – klokjesbloem (wit/lila)
  • Centaurea montana – bergcentauria (wit/blauw)
  • Chamaenierion angustifolium – wilgeroosje (roze)
  • Convolvulus spp – windesoorten (div. kleuren)
  • Coronilla varia – kroonkluid
  • Cosmea – cosmos (roze)
  • Dicentra – gebroken hartjes (roze)
  • Echinops – kogeldistel (blauw-paars)
  • Erica spp – dopheide, winterheide (roze/wit)
  • Eryngium – kruisdistel
  • Eupatorium – koninginnekruid (roze)
  • Geranium – ooievaarsbek (roze/paars)
  • Helenium autumnale – helenium
  • Hibiscus (wit/roze/blauw)
  • Iberis – scheefbloem (wit)
  • Lavendula- lavendel (paars)
  • Leonorus – hartgespan
  • Linaria – vlasleeuwebek (vnl. hommels)
  • Ligularia spp
  • Lupine (div. kleuren)
  • Lychnis – koekoeksbloem (roze)
  • Lythrum spp – kattestaart (roze)
  • Malva spp – kaasjeskruid (roze)
  • Marrubium – malrove
  • Medicago spp – klaversoorten, o.a. Iuzerne
  • Melilotus spp – honingklaver
  • Monarda – begamotplant
  • Nepeta – kattekruid (paars)
  • Oenothera – teunisbloem (geel)
  • Onobrychis viciifolia – esparcette (rood)
  • Ornithophus sativus – serradelle
  • Phyteuma – rapunzel
  • Potentilla – ganzerik
  • Polemonium caeruleum – jacobsladder (witAila)
  • Primula – sleutelbloem (geel)
  • Rosa spp – hondsroos, bottelroos, egelantier
  • Rubus spp – braam, framboos (wit)
  • Rudbeckia
  • Satureja – steentijm (lila)
  • Scabiosa – duifkruid (blauw)
  • Sedum spp – vetkruid (met name ‘hemelsleutel’)
  • Sempervirum – huislook
  • Sidalcea
  • Solidago – guldenroede (geel)
  • Solidaster
  • Stachys – andoorn (purper)
  • Taraxacum – paardebloem (geel)
  • Trifolium spp – rode, witte en incarnaatklaver
  • Veronica spp – ereprijs (blauw)
  • Vinca spp – maagdenpalm (paars/wit)

Kruiden

  • Anethum graveolens – dille (geel)
  • Angelica – engelwortel (wit)
  • Borage officinalis – boragie (blauw)
  • Carum carvi – karwij (wit)
  • Cichorium intybus – chicorei (blauw)
  • Coriandrum sativus – koriander (wit)
  • Foeniculum vulgare – venkel (wit)
  • Hyssopus officinalis – hyssop
  • Melissa officinalis – citroenmelisse (geel)
  • Mentha – muntsoorten (lila)
  • Origanum vulgare – marjolein (lila)
  • Raphanus sativus – siletta (wit)
  • Ruta graveolens – wijnruit
  • Salvia spp – salie (paars)
  • Satureja hortensis – bonekruid
  • Sinapsis alba – witte/gele mosterd
  • Thymus spp – thijmsoorten (lila)

Struiken / klimmers

  • Berberis spp (wit bloeiend, rode besjes)
  • Buxus sempervirens – palmboompje
  • Cornus spp – kornoelje
  • Cotoneaster horizontalis – cotoneaster
  • Cytisus spp – brem (geel/roze)
  • Hedera helix – klimop
  • Hex aquifolium – hulst (rode bessen)
  • Ligustrum – liguster (wit)
  • Liriodendron tulipiferum – magnolia (roze)
  • Lonicera – kamperfoelie (geel-roze)
  • Mahonia aquifolium – mahonia
  • Polygonum aubertii – bruidssluier (wit)
  • Prunus spp – sleedoorn, div. kersen
  • Pyracantha- vuurdoorn (wit)
  • Rhus – fluweelboom
  • Ribes spp – alle soorten
  • Salix – alle wilgensoorten
  • Spirea spp
  • Symphoricarpus – sneeuw- en koraalbes
  • Tilia – alle lindesoorten
  • Viburnum spp – sneeuwbal, gelderse roos (wit)
  • Weigela – weigelia (roze)

Bron: VBBN Vereniging tot Bevordering der Bijenteelt in Nederland (opgericht 1897)